Creation Tunes: Death in the Arena (Soul Vendors, 1968-1975) (Jah Shakespear)

Death in the Arena is geen originele Jamaicaanse compositie, wel een bepalende riddim in de catalogus van Studio One en de geschiedenis van de reggae in het algemeen. In een memorabele clash speelde Emperor Faith met deze tune in 1975 King Tubby naar huis.

Linval Thompson

Wat was uw eerste ‘Death in the arena’-ervaring? De bekendste version is misschien wel die van Linval Thompson. Die versie heet ‘Train to Zion’ (1976) en is opgenomen in Channel One. Het nummer is uitgekomen op het Socialist Roots-label, en in de 12″-uitvoering een geweldige combination affair met U-Brown. De B-kant staat op naam van The Revolutionaries, ‘Boom in the arena’. Op de lp ‘Revival’ van The Revolutionaries, mijn kennismaking met de riddim, staat een heel mooie blazersversie, ingespeeld door de archetypische bezetting van Channel One. Titel: ‘Castro’s Bid’, net als de naam van de groep en de cover van hun classic album ‘Sounds Vol.2’ (Che Guevara) een verwijzing naar de toenadering tot Cuba, toen een belangrijk politiek thema in Jamaica.

Maar dat is voor de meesten onder dat allicht allemaal prehistorie. In de jaren ’80 namen onder meer King Kong (‘Trouble again’), Half Pint en Sugar Minott de riddim van ‘Death in the arena’ opnieuw onder handen, in de jaren ’90 was het de beurt aan King Jammy (met Leroy Smart), Bobby Digital (Spragga Benz) en andere producers. Later verschenen er ook nog versies van Sizzla, Sanchez, Luciano, Anthony B, Capleton, Coco Tea (‘Death in the stadium’) en vele andere bekende en minder bekende reggaegoden. Check Riddimguide voor een (weliswaar onvolledig) overzicht.

Instrumental van Studio One

Al die versions vinden hun oorsprong in een instrumental van Studio One uit 1968. Coxsone’s huissaxofonist Roland Alphonso (geboren in Cuba) bewerkte daarvoor een nummer van de Amerikaanse drummer Bernard ‘Pretty’ Purdie, ‘Funky donkey’, en noemde het ‘Death in the arena’, wat hem betrof een titel die de christelijke martelaars eerde uit het begin van onze tijdrekening. Het was maar een van de vele jazz-, soul- en funk tunes die destijds gecoverd werden, veel meer dan ik veertig jaar geleden ooit had kunnen vermoeden. Check Reggae or not? op Facebook, een even ontmoedigende als onuitputtelijke bron van originals en hun Jamaicaanse interpretatie.

De eerste officiële release van de riddim diende als backing voor ‘Whipping the Prince’, een half getoaste (en ook daarom uitzonderlijke) dis van Alton Ellis aan het adres van Prince Buster. Die had vroeger voor Coxsone Dodd gewerkt maar was intussen uitgegroeid tot diens grootste concurrent. De Soul Vendors hebben in die periode (1967-1969) zowat alle standards of klassieke riddims ingeblikt. Riddims die de reggae decennialang gedomineerd hebben. Leroy Sibbles op bas, Eric Frater op gitaar, Bunny Williams op drums, en naast Alphonso Deadly Headly Bennett en Cedric Brooks op saxofoon. Dat zijn dus waarschijnlijk ook de muzikanten die we horen op de re-lick van ‘Death in the arena’, de tune die in 1975 de triomfantelijke terugkeer van Studio One aankondigde.

King Tubby’s Hi-Fi

Het waren de hoogdagen van King Tubby’s Hi-Fi, de soundsystem van de King of Dub, de Dub Organizer, King Tubby. Bunny Lee, Niney The Observer, Augustus Pablo, Lee Perry en andere toonaangevende producers lieten hun tunes mixen door Tubby, die de beste cuts en dub plates reserveerde voor zijn eigen sound. Alleen Coxsone Dodd had geen connectie met Tubby. Hij liet hem ooit twee nummers mixen (‘Choice of colours’ en ‘Everybody’s talking’). Hij besloot daarna om toch maar zijn eigen dubs te blijven mixen. Altijd met de hulp van zijn vaste engineer Sylvan Morris.

Wie Studio One wilde horen in de dancehall was dus aangewezen op andere sounds dan Tubby, want Coxsone zelf was niet meer actief in die business. Mikey Faith, een goeie vriend van The Wailers, stond bekend als de grootste Studio One-verzamelaar op het eiland. Met zijn soundsystem Emperor Faith hield hij de eer van het label hoog, zoals mag blijken uit de zeldzame opname van een clash met Arrows in 1974.

National Arena

Een klein jaar later clashte Emperor Faith opnieuw. Dit keer clashte hij met King Tubby’s Hi-Fi, in de National Arena, naast het National Stadium in Kingston. In 1966 waren daar de worstelwedstrijden gehouden van de Commonwealth Games, vandaar de naam. Een paar dagen voor de show ging Mikey langs bij Coxsone Dodd, die hem een paar nieuwe dubs had beloofd. Er was één tune die er bovenuit stak. ‘I’m gonna kill Tubby with it!’: zo herinnerde hij zich zijn reactie in een interview met Natty Dread. Mikey Faith claimt dat hij zo ook op het idee kwam van de titel, ‘Death in the arena’. Wat dus in tegenspraak is met de claim van Roland Alphonso. In Jamaica there’s no truth. There’s only version. Anderzijds: het nummer was nog niet verschenen onder die titel. De aanduiding ‘1969’ op sommige 12″-releases is een anachronisme: 12″ bestond toen nog niet.

Tubby’s hoorde dat Emperor Faith zou uitpakken met nieuw Studio One-materiaal, en nam inderhaast een reeks Studio One-klassiekers op met Johnny Clarke en Cornell Campbell. Hij begon aan de clash met een handicap: zijn vaste DJ U-Roy had een motorongeval gehad en lag in het ziekenhuis (of had ruzie met King Tubby, volgens andere bronnen). Gelukkig diende zich met de jonge U-Brown een uitstekende vervanger aan, helemaal in de stijl van U-Roy.

Death in the Arena

Maar ook hij kon niet verhinderen dat King Tubby’s Hi-Fi die nacht werd weggeblazen door Faith. Dit kwam met name door de drie dubs van ‘Death in the arena’. Coxsone Dodd was zelf aanwezig in de dance en zag hoe de crowd uit zijn dak ging. Toen Tubby’s wat later vroeg om over te nemen, eiste het publiek dat Emperor Faith zou verder spelen. ‘Im never had a second chance,’ zegt Mikey Faith. Tubby dead in the Arena, concludeerde Natty Dread gevat.

Ik vraag me af of het dezelfde drie dubs zijn die in elkaar gemixt op mijn 12″ staan. Wit label, met op de andere A-kant ‘Equal rights’ van The Heptones. Eerst de instrumental zelf, dan een dub met een slepend gitaartje, en in het derde deel een solosaxofoon. Niet in de originele, orchestrale rocksteadymix van 1968 maar met de bas upfront, nieuwe percussie en een drumpartij die dreunt als de beste disco. De volledige tien minuten durende uitvoering is ook verschenen op de Heartbeat-compilatie ‘Downbeat The Ruler – Killer Instrumentals from Studio One’. De tune staat daar te pronken tussen ‘Real rock’, ‘Rockfort rock’, ‘Swing easy’ en andere klassiekers uit de riddimcultuur.

Extended mix

Er zijn trouwens nog twee varianten in omloop: een ‘extended mix (maar wel korter dan eerstgenoemde) op naam van Roland Alphonso & The Soul Vendors en een ‘Rebel Discomix’, getekend Tommy McCook & Brentford All Stars. In 1978 verscheen op Studio One het opzwepende ‘Love in the Arena’ van DJ Jah Buzz, dit keer met een weird orgeltje en dito gitaarwerk in de dub. ‘Dub in Rema’ werd toegeschreven aan de Brentford Disco Set, een van de vele gedaantes van de Studio One sessieband. In de wijk Rema in West-Kingston laaide het geweld van de gang wars erg hoog op. ‘Go away with your tribal war’ zegt Jah Buzz.

Voor Studio One brak een nieuwe bloeiperiode aan. Plots wilden alle sounds dubs van Coxsone Dodd. Studio One riddims begonnen de dancehall te domineren, ook in de versies van andere producers. De riddimcultuur was niet meer te stoppen.

door: Jah Shakespear

Facebook
Twitter
WhatsApp