Wat was de eerste reggaeplaat? Niet alleen de ‘kenners’ maar ook de ooggetuigen van toen wijzen haast eensgezind naar deze tune. Het is niet alleen een hoogtepunt in de carrière van een geweldige zanger maar ook in de geschiedenis van Studio One.
De voor de hand liggende kandidaat is ‘Do the reggay’ van Toots & The Maytals. Reggay met een y, toen nog de naam van een nieuw dansje, zoals de Jamaicanen in 1966 de rocksteady ‘deden’. Dit was inderdaad de eerste hit waarin de nieuwe stijl benoemd werd en de reden waarom Toots claimt dat hij en niemand anders het woord heeft uitgevonden, en waarom niet: een heel nieuw genre. Maar net als Alton Ellis twee jaar voordien maakte Toots het publiek attent op een stijl die de dancehall toen al veroverd had, ‘the new dance going around the town.’
Streggae
Volgens Clancy Eccles, Lee Perry, Niney, Bunny Lee en andere jonge producers was het woord reggae afgeleid van ‘streggae’, een lichtekooi, een vrouw van lichte zeden, een dame van plezier. In dezelfde sfeer dus als rock-‘n-roll, ook een woord met een seksuele connotatie. Maar dat woord, ‘streggae’, kregen ze op de radio niet uit hun bek, en dus werd het reggae.
Volgens Bunny Lee was zijn broer Don Tony Lee de eerste om het nieuwe begrip te vernoemen in een nummer: ‘Regay time’ a.k.a. ‘Come do the reggae now’ a.k.a. ‘It’s reggae time’, uitgebracht op WIRL. Iets later uitgebracht dan ‘Nanny Goat’, met alle kenmerken van het nieuwe genre (we noemen het vandaag early of rude boy reggae) maar muzikaal zeker niet zo verfijnd en op dat moment al niet meer vernieuwend. De meeste producers hadden zich gretig op het frisse, krachtige ritme gegooid.
Studio One
Maar het was dus in Studio One waar de nieuwe sound gecreëerd werd. Coxsone Dodd zei dat de nieuwe echokamer die hij had geïmporteerd uit Engeland het verschil maakte. Hij sloot ze aan op de ritmegitaar die daardoor het typische skanga-skanga geluid voortbracht. De bas (Boris Gardiner) werd nog sterker naar voor gemixt. Een evolutie die Leroy Sibbles in de jaren daarna zou perfectioneren en die uiteindelijk zou leiden tot het ontstaan van dub en de drum & bass reggae van de jaren 70 en 80. De melodie van ‘Nanny Goat’ werd ondersteund door het meesterlijke toetsenwerk van Jackie Mittoo, orgelist van de Studio One huisband.
Diens grote concurrent was Winston Wright, die bij Treasure Isle furore had gemaakt met The Supersonics van Tommy McCook. Hij had een van de beste elektrische orgels in Jamaica en produceerde daarmee het soort shuffles. De shuffles die we sindsdien zo gewend zijn geworden in de reggae. Het orgel beheerste in 1968 gedurende enkele maanden zelfs de sound van jong Jamaica, onder de naam John Crow Skank, geïnspireerd door de manier waarop muzikanten als Glen Adams (The Upsetters) en Charlie Organaire de toetsen beroerden, hun handen klapwiekend als vleugels. Uit die tijd dateert het gros van de orgeltunes die de zwarte én witte rude boys eind jaren 60 omarmden. Al was het maar omdat ze er zo goed op konden dansen, of beter: skanken.
Eerste reggae nummer?
Winston Wright speelde orgel op een andere tune die in aanmerking komt als eerste reggaenummer. ‘No more heartaches’ van The Beltones werd net als ‘Nanny Goat’ opgenomen in Studio One, maar dan wel met een andere band en Harry J (Johnson) als producer. Harry J zou later zelf een studio zou bouwen, waar onder anderen The Wailers hebben gewerkt. Daarvoor moest hij zijn toevlucht toen nog zoeken aan Brentford Road. Als verklaring voor de nieuwe sound verwees hij naar de ritmische combinatie van een dominant orgelakkoord, een eerder conventionele gitaarlick en ‘a more percussive bass pattern’. We horen en begrijpen wat hij bedoelt maar het resultaat klinkt vooral als een soort fancy rocksteady.
Terugkijkend was het toch ‘Nanny Goat’ dat de geboorte van de reggae markeerde (ook al moest dat woord nog ingang vinden). Niet in het minst door de strakke baslijn en het gebruik van nieuwe technologie. Coxsone Dodd en zijn toenmalige assistent Sylvan Morris beschikten ook over een Electro-Voice microfoon. Deze microfoon kon extra basfrequenties oppikken, en andere verfijnde, vaak zelf gefabriceerde apparatuur.
Cornell Campbell
Cornell Campbell, als zanger vast verbonden aan Studio One, herinnert zich hoe hij Coxsone Dodd na schooltijd voorstelde aan de piepjonge Jacob Miller (later zanger van Inner Circle), en dat die de eerste versie van ‘Nanny Goat’ heeft ingezongen, met een heel andere tekst weliswaar, ‘My girl has left me.’ In diezelfde sessie nam Miller ook ‘Love is a message op’, zijn eerste hitje en een klassieker op 12”. Maar dat andere nummer overtuigde Coxsone niet. De producer vroeg aan Larry Marshall om de al bestaande instrumental in te kleuren met een ander liedje. De twee hadden eerder al samengewerkt, toen Marshall nog een duo vormde met Alvin Leslie (Larry & Alvin, aan wie de eerste release van ‘Nanny Goat’ op single ook werd toegeschreven) en Enid Cumberland (Larry & Enid). Larry Marshall, geboren in 1941, was trouwens een neef van Aston en Carlton Barrett, twee muzikanten die in dezelfde periode in de schijnwerpers traden, eerst met de Hippy Boys, daarna met The Upsetters (en nog later met The Wailers).
‘This sound so empty!’ zou Coxsone gezegd hebben tegen Larry Marshall. ‘Dit kunnen we niet aan de soundsystems geven!’ Marshall antwoordde: ‘No man! Dit is waar de mensen op zitten te wachten!’ Hij nam een dub plate (Dodd had zijn eigen machine om acetaatplaten te maken) en gaf die aan Alvin Leslie, die een kleine sound had in Papine, in het oosten van Kingston, genaamd King Victor. Hij speelde de tune, en nog eens, en nog eens, en de crowd vond het fantastisch. Vijf maanden lang ‘King Victor crash every set’ met ‘Nanny Goat’, toen pas werd het uitgebracht, en in geen tijd nummer 1.
Nanny Goat door Larry Marshall
Waar het nummer over gaat? Een nanny goat is niet alleen een vrouwelijke geit of in sommige kringen een zeurende oma. Het is ook een vrouw die voor iedereen de pret bederft. Ook voor Larry Marshal blijkbaar, die toch spijt heeft dat ze weg is en haar terug wil. Hij had gewoon de blues dus.
‘Nanny Goat’ en een resem andere tunes maakten snel komaf met de dominantie van rocksteady én van gevestigde producers als Duke Reid, die zich nooit meer hersteld heeft van de klap. In tegenstelling tot Coxsone Dodd, die met Studio One op de drempel stond van een nieuwe glorieperiode.
Nanny Goat – Larry Marshall (1968)