Creation Tunes: Rivers of Babylon – (The Melodians, 1970)(Jah Shakespear)

Een wereldhit, een rasta anthem en onderdeel van een iconische soundtrack. ‘Rivers of Babylon’ heeft absoluut zijn plaats in deze reeks. En The Melodians ook trouwens. Ik was een fan van Boney M. Het heeft lang geduurd voor ik dat durfde zeggen. Mijn hart maakt nog altijd een sprongetje als ik ‘Daddy Cool’ op de radio hoor. Dat was hun eerste megahit, of ‘Sunny’, mijn eerste dansplaat, op een oudejaarsfeest met mijn ouders. Voor ik de reggae ontdekte, was ik een discokikker, liefhebber van een genre dat Boney M mee geïntroduceerd heeft in Europa.

Boney M

De reden dat veel mensen Boney M niet lustten, als ze disco al konden verdragen, waren de rare moves van Bobby Farrell op het podium. Hij zong niet (hooguit lipte hij een diep gebromde zin), hij speelde geen instrument en hij was zelfs niet betrokken bij de opnames. Hij stond daar gewoon als een soort levende discobol, maar trok zo wel alle aandacht naar zich toe. En dus ook weg van de drie zangeressen, in de originele bezetting Maizie Williams (die ook niet kon zingen), Liz Mitchell en Marcia Barrett. Die twee dames werkten wel samen met Frank Farian. De Duitse producer die Boney M ‘bedacht’ had en de schaarse mannelijke vocals zelf inzong. Dat Mitchell en Barrett afkomstig waren uit Jamaica, wist ik vaag maar zegde mij toen nog niet veel. Was dat hetzelfde als Jakkamakka?

Die Frank Farian was een meester in muzikaal bedrog. ‘Ma Baker’ modelleerde hij op een Tunesisch volksliedje, ‘Rasputin’ werd vergeleken met een Turkse traditional. Uiteraard was hij de enige die auteursrechten opstreek voor al die wereldhits. Mij intrigeerden naast de muziekjes ook de teksten. Deze waren van een heel ander kaliber dan de saaie zielenroerselen van de singer-songwriters die toen en vogue waren. Ma Barker (met r) was een gangstervrouw in de jaren dertig van de vorige eeuw. Rasputin een satanische monnik aan het hof van de laatste Russische keizer. 

Brown girl in the ring 

‘Rivers of Babylon’ was wat cryptischer. Er werd geweend, en verlangd naar betere tijden. Het ging over gevangenschap en een liedje van de Heer. ‘Let the words of my mouth, and the meditation of my heart be acceptable in thy sight’: ik kon er geen touw aan vastknopen. De intro van het nummer deed me dromen van exotische stranden, zoals ik die alleen kende uit films. De single had trouwens een ‘dubbele A-kant’: op de flipside stond ‘Brown girl in the ring’, een populair Caribisch kinderliedje, ook in Jamaica. Zonder auteursrechten ook, voor Farian altijd een plus.

Groot was mijn verbazing toen ‘Rivers of Babylon’ enkele jaren later al heel gauw in mijn vizier kwam toen ik de reggae ontdekte. De original van The Melodians stond niet alleen op enkele verzamelplaten, toen de snelste, goedkoopste en gemakkelijkste manier om zoveel mogelijk tunes te leren kennen, maar ook op de soundtrack van ‘The harder they come’, de film die reggae en Jamaica in 1972 introduceerde bij de meest ruimdenkende van de Amerikaanse en Europese muziekliefhebbers.  

U-Roy

De eerste versie die ik zelf gekocht heb, van U-Roy, stond op 12”.  Op de B-kant (toch voor mij) een zanger die ik (nog) niet kende: Brent Dowe. Hoe had ik toen, in 1980 of zo, kunnen weten dat hij een van beide leadzangers was van The Melodians, meer nog: een van de coauteurs van het nummer? Dat soort informatie kwam maar mondjesmaat binnen, via de cover notes van een plaat of de Britse weekkrant Black Echoes die af en toe over het kanaal waaide.  

Ik hoorde die nieuwe, glanzende uitvoering, opgenomen in een 16-track studio, liever dan de original uit 1970. Ik vond in het begin trouwens al die oude Jamaicaanse muziek maar primitief klinken. Het heeft enige tijd geduurd voor ik de schoonheid en authenticiteit van ska, rocksteady en early reggae kon appreciëren, wat later helemaal is omgeslagen. Dub, DJ, harmonieuze samenzang, muzikale virtuositeit, rasta’s en rude boys: het zat er toen al allemaal in, in zijn meest oorspronkelijke vorm. Tot vandaag blijf ik verborgen pareltjes ontdekken uit dat tijdperk. 

Rocksteady Trio’s

The Melodians behoorden met The Techniques en The Paragons tot de meest succesvolle rocksteady trio’s. Tunes als ‘Things you say you love’, ‘You have caught me’, ‘You don’t need me’, ‘Little nut tree’, ‘Swing and dine’, ‘Come on little girl’, en ‘Last train to Expo 67’ (wat een lijstje!) horen thuis in het Great Jamaican Songbook, als dat al zou bestaan. Het waren ook stuk voor stuk eigen, zelf geschreven tunes, in tegenstelling tot de talloze covers die veel Jamaicaanse artiesten toen maakten van Britse en Amerikaanse liedjes (check Reggae or not? op Facebook). Naast leadzangers Brent Dowe en Tony Brevette, een neef van Skatalites-bassist Lloyd Brevette, en backing vocalist Trevor McNaughton hadden The Melodians nog een extra songschrijver, Renford Cogle. 

‘Rivers of Babylon’ was een compositie van Dowe en McNaughton, en zo stond het ook netjes op het label van de single die in 1970 uitkwam. Op het Beverley’s label van Leslie Kong, de producer die The Melodians onder zijn vleugels had genomen nadat ze vertrokken waren bij Treasure Isle. Daar kregen ze volgens Dowe tien dollar per opgenomen liedje, vier dollar meer dan bij Studio One, waar ze hun carrière midden jaren zestig begonnen waren. Dowe: ‘It was a money thing’. Ook bij Sonia Pottinger was het niet bepaald en vetpot geweest. Zoals de meeste Jamaicaanse zangers verhuurden The Melodians hun talent aan de meestbiedende producer. Leslie Kong was de eerste die hen naast een fee voor de opname ook publicatierechten gunde.

Beverley’s All-stars 

Maar Leslie Kong was ook de man van het moment. Met Desmond Dekker had hij een wereldhit gescoord, met The Wailers maakte hij een steengoed album. Zijn studioband, Beverley’s All Stars, bestond uit enkele van de beste muzikanten uit die periode (we noemden hun namen al eerder in deze reeks): Gladstone Anderson, Jackie Jackson, Joe Isaacs, Lynford Brown en Winston Wright. Dat waren de mannen die de muziek van ‘Rivers of Babylon’ hebben ingespeeld, dus ook van de instrumental op de B-kant. Met die meteen herkenbare intro en de vroege roots riddim, een voorsmaakje van wat reggae zou worden in de jaren zeventig. Ook de kristalheldere samenzang van Dowe, Brevette en McNaughton krijgt hier een nieuwe dimensie, weg van de luchtige rocksteady deuntjes. 

Kong wilde het nummer eerst niet uitgeven – hij had niks met rastafari, onmiskenbaar de inspiratiebron van The Melodians. Maar toen hij ‘Rivers of Babylon’ uiteindelijk toch een kans gaf en de single prompt verboden werd door de regering (omdat rastaterminologie als King Alpha en O Far I subversief zou zijn), was hij wel de eerste om het verbod aan te vechten, met positief gevolg. In Jamaica werd de tune nummer 1. In de UK, waar de sound van Beverley’s nochtans goed in de markt lag, deed hij niets. Daarvoor was het wachten op ‘Sweet sensation’ enkele maanden later, de enige Britse hit van The Melodians. Minder roots, minder klagend en nog iets sneller, zoals de meeste reggae uit die tijd. 

Teksten

De tekst van ‘Rivers of Babylon’ komt recht uit de bijbel. Psalm 137 verwijst naar de gevangenschap van het joodse volk in Babylon. Ze zaten aan de rivier, ze weenden en ze herinnerden zich Sion (Zion), het Beloofde Land. En toch dwongen hun onderdrukkers hen om een liedje te zingen. Maar hoe kunnen ze het lied van koning Alpha (The Melodians) of de Heer (Boney M) zingen in een vreemd land? 

By the rivers of Babylon 
there we sat down.  
Yea, we wept, when we remembered Zion. 

They carried us away in captivity, 
requiring of us a song. 
Now how shall we sing King Alpha’s song 
in a strange land? 

En dan volgt er ook nog een passage uit Psalm 19, in modern Nederlands: ‘Laten de woorden van mijn mond u behagen, en de overpeinzingen van mijn hart u bekoren.’ 

Let the words of my mouth 
and the meditation of my heart 
be acceptable in thy sight.

Nog geen benul van Rastafari 

Vreemd toch, dat ik zoiets klakkeloos meezong (met Boney M). Ik had de kerk bewust de rug had toegekeerd en nog geen benul had van rastafari. En even opmerkelijk dat ik die woorden later alsnog bewust in de mond heb genomen, heel vaak zelfs, terwijl ik nooit in gevangenschap heb gezeten, en ook niet behoor tot een volk dat eeuwenlang onderdrukt en vervolgd werd. De rasta’s vereenzelvigden zich met de joden. Zeker als ze aanleunden bij Twelve Tribes of Israel, in die tijd veruit de meest invloedrijke rasta-organisatie. Hun Zion was Ethiopië, hun koning Alpha was Haile Selassie. 

DJ (eerder preacher) Samuel The First maakte voor Beverley’s een deeper roots version van ‘Rivers of Babylon’, een van de eerste tunes waarin de klassieke lofprijzingen en rasta-mantra’s worden uitgesproken. The Melodians hebben voor Leslie Kong nog een mooi rootsnummer gemaakt, ‘Give thanks and praise’ (op de hoes van het latere Island-compilatiealbum stond ‘Give praise and thanks’). Samen met The Abbyssinians profileerden ze zich zo als het eerste zangtrio dat een nieuw tijdperk aankondigde in de reggae. 

Status van een klassieker

‘The harder they come’ gaf ‘Rivers of Babylon’ zowat de status van een klassieker. Ook de andere tunes in de film kregen dankzij de soundtrack (tot de postume Bob Marley-verzameling in 1984 het bestverkochte reggaealbum ooit!) een gouden randje. Het titelnummer, ‘You can get it if you really want it’, ‘Sitting in limbo’ en ‘Many rivers to cross’ (Jimmy Cliff), ‘Pressure drop’ en ‘Sweet and dandy’ (The Maytals), ‘Johnny too bad’ van The Slickers, ‘Draw your brakes’ van Scotty (een version van ‘Stop that train’, Keith & Tex), ‘007 Shanty Town’ van Desmond Dekker: het zijn stuk voor stuk meezingers geworden in de reggaewereld, en tunes die we allemaal in het hart dragen. Samen verbeeldden ze zowat alle aspecten van het leven in Jamaica. 

Na de plotse dood van Leslie Kong in 1971 liepen The Melodians wat verloren. Ze keerden nog even terug naar Duke Reid, maar een tijdje later besloot Brent Dowe om solo te gaan. Hij maakte een paar tientallen singles voor verschillende producers, waarvan ‘Down here in Babylon’ (Upsetter, 1975) misschien wel het hoogtepunt was. De andere Melodians doken her en der op als backing vocalisten. Op de indrukwekkende debuutsingle van Prince Allah bijvoorbeeld, ‘Bosrah’, uitgebracht onder de naam Ras Allah & The Spears, opgenomen in de Black Ark van Lee Perry. Een van die Spears was Tony Brevett, die trouwens zelf ook nog een paar solonummers heeft uitgebracht. 

The Melodians zijn nog een paar keer bij elkaar gekomen maar bleven teren op hun successen uit de late jaren zestig, vroege jaren zeventig. Rijk zijn ze daar niet van geworden. Voor ‘Rivers of Babylon’ had Brent Dowe weliswaar een overeenkomst met Frank Farian als mede-uitgever maar die kwam toch vooral de slimme Duitse producer ten goede. Hopelijk heeft Dowe ook nog iets verdiend aan de parodie van The Barron Knights, in 1978 nummer 3 in de UK. 

There’s a dentist in Birmingham 
He fixed my crown 
And as I slept 
He filled my mouth with iron  

Luister ook naar: 

Rivers of Babylon (Freedom Singers) 
Freedom Street (Bruce Ruffin) 
Selah (The Ethiopians) 
Come Ethiopians (The Melodians) 
Everybody bawling (The Melodians) 

 

  

Facebook
Twitter
WhatsApp