Never let go was destijds niet de grootste hit van Keith ‘Slim’ Smith maar de riddim is door de jaren heen een echte standard geworden. En Smith was natuurlijk een fantastische zanger, met een van de zuiverste falsetstemmen uit de muziekgeschiedenis.
Slim Smith – I’ll Never Let Go: Jah Thomas, Peter Metro, Barrington Levy, Sugar Minott, Toyan, Linval Thompson, Little John… : zo rond 1980 had zowat iedereen een version van ‘Never let go’, zoals de re-release van de original op Studio One getiteld was. Yellowman heeft er zelfs een tiental gemaakt, zeg maar voor elke producer die hem naar de studio haalde. ‘Pain’ was mijn kennismaking met Brigadier Jerry, en toen misschien wel de meest afwijkende version. Of het moest ‘I can’t stand it’ van Dennis Brown zijn, waarvan ik de riddim in het begin niet eens herkende. Die stond uiteraard ook op tal van dub-lp’s, de ene keer jachtig en uptempo, dan weer traag en meditatief. Riddimguide vermeldt in totaal een 350-tal verschillende versions.
De eerste keer…
De eerste keer dat ik de riddim hoorde, was wellicht in de titelsong van Dillingers lp ‘Answer my question’, een plaat die ik al heel vroeg in huis had. De tune dateert van 1973, en is wellicht de oudste niet-Studio One uitvoering. Onrechtstreeks heeft Dillinger de riddim ook een nieuwe naam gegeven. In 1977 nam Ranking Trevor, een van mijn favoriete toasters, ‘Answer me question’ op. Dit was een soort remake van Dillinger voor Channel One. Philip Fraser maakte een version met Soul Syndicate.
Toen Coxsone Dodd hoorde dat de soundsystems die nieuwe cuts van zijn riddim grijs draaiden, en het publiek er dol op was, besloot hij om met de jonge Lone Ranger zijn eigen dj-version uit te brengen: ‘The Answer’. Daarna was er geen houden meer aan. Het nummer gaf zelfs mee de aanzet tot een ware revival van oude Studio One riddims. O.a. in nieuwe versies van Sugar Minott, Willi Williams (‘Keep on moving’ = Answer), Michigan & Smiley, Lone Ranger en vele anderen.
Voor de original moeten we helemaal terug naar 1967. ‘I’ll never let go’ stond op de B-kant (!) van ‘Rougher yet’, ook een topsong met een tijdloze riddim. (Lone Ranger puurde er zijn grootste hit uit, ‘Love bump’.) De eerste release was op Up Town, een sublabel van Studio One. Later zou het nummer ook verschijnen op Coxsone Records en in de jaren ’70 op het befaamde roodgele Studio One-label.
Ska of Rockers?
1967: dat was in volle rocksteady, of zo wil het toch de officiële muziekgeschiedschrijving. Maar ‘I’ll never let go’ staat ook nog met één voet in de ska. Toch voelt het tegelijk al een beetje aan als rockers. Misschien was dit wel het eerste reggaenummer, ingespeeld door Soul Vendors, dus waarschijnlijk heeft Brian Atkinson de fameuze baslijn gecreëerd die in alle versions terugkeert.
Slim Smith had eerder een handvol solohits gehad. De Studio One tunes zouden uiteindelijk belanden op zijn classic album ‘Born to love’. Het was trouwens Coxsone Dodd zelf die Keith Smith zijn bijnaam gaf, Slim, omdat hij (juist) zo slank was.
Smith schreef zelf songs en speelde enkele instrumenten. Dennis Brown heeft bij hem gitaar leren spelen. Maar zijn grote troef was natuurlijk die unieke falsetstem (alt tenor). Even smachtend en breekbaar als die van Curtis Mayfield, Smokey Robinson, Clyde McPhatter en andere soulsterren. Als Slim Smith in Detroit had gewoond, was hij wellicht even beroemd en succesrijk geworden. In Jamaica moest hij in zijn stemregister alleen de concurrentie dulden van Pat Kelly en Cornel Campbell. Niet toevallig zangers die ook opdoken in de wisselende bezettingen van The Uniques en The Techniques.
Debuutsingel
Tot 1966 maakte Slim Smith deel uit van The Techniques, met onder anderen de latere succesproducer Winston Riley. Na zijn vertrek kwam Jimmy Riley bij de groep, de vader van Tarrus, en nog later Pat Kelly. Cornel Campbell volgde Smith op bij The Uniques. Dit was de eerste act met naam van Bunny Lee, met Lloyd Charmers en ook hier Jimmy Riley. Hun debuutsingle, ‘People get ready to do rock steady’, werd ingezongen door Slim Smith, Ken Boothe en Derrick Morgan. ‘Watch this sound’ (een verbastering van ‘For what it’s worth’, Buffalo Springfield) was eerste opname van Aston ‘Family Man’ Barrett. Hij trok daarmee zelfs de aandacht van Bob Marley. Ook deze riddim is een standard geworden.
In 1969 ging Slim Smith defintief solo, onder de vleugels van Bunny Lee. ‘Everybody needs love’ was de eerste van een lange rij hits, en een van de tunes die aan de basis lagen van de dub, in de versie van King Tubby. Smith was misschien geen engineer of producer maar zijn nummers inspireerden de muzikanten wel tot klassieke riddims.
Nog even terug naar ‘Never let go’. Het rad der versions draaide na de rub-a-dub van begin jaren ’80 vrolijk door. Burru Banton, Beenie Man, Bounty Killer, Super Cat, Tony Rebel… en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Hieronder vindt u nog enkele van de meest bijzondere versions, vanwege de lyrics (Early B), de human beat box (Stephen & Damian Marley) of de (toen) vernieuwende arrangementen (Paul Blake, Jah Screechy). De meest uitzinnige interpretatie staat op naam van een vergeten dance act, The Psychopaths, die de original van Smith Smith misschien wel nooit gehoord hebben.
Luister ook naar:
I’ll Never Let go (Slim Smith)
History of Jamaica (Early B)
Traffic Jam (Stephen ft. Damian Marley)
Walk & Skank (Jah Screechy)
Rub-a-Dub Soldier (Paul Blake & Bloodfire Posse)
Beats & Culture Spliff Mix (The Psychopaths)