Creation Tunes: Swing Easy (Soul Vendors, 1967) (door: Jah Shakespear)

Een melodie die haar oorsprong vindt in de 19de eeuw. Die een klassieker werd in de musicaluitvoering en via de jazz in Studio One belandde. Om vervolgens uit te groeien tot een van de grote foundation riddims in de reggae.

‘Swing easy’ is een riddim die elke rechtgeaarde reggaeliefhebber onmiddellijk herkent, ook al kun je hem daarom niet meteen thuisbrengen. Misschien heb je hem voor de eerste keer gehoord in ‘What you gonna do’ van Buju Banton en Wayne Wonder (1995). Of in ‘Can’t buy my love’ van Johnny Osbourne (1979) op Studio One. Met die laatste version zit je al vrij dicht bij de original. Je hoort de muzikanten die het nummer in 1967 origineel hebben ingespeeld. Zoals op honderden andere Studio One-tunes die in de jaren 60, 70 en 80 telkens opnieuw gebruikt werden.

Die band, dat was Soul Vendors. Een jaar daarvoor heetten ze nog The Soul Brothers. Dat waren de mannen die Studio One trouw bleven na de split van The Skatalites in 1965: Rolando Alphonso (saxofoon), Lloyd Brevette (bas, algauw vervangen door Brian Atkinson), aangevuld met drummer Joe Isaacs, gitarist Harry Haughton, saxofonist Dennis Campbell en op trompet Bobby Ellis. Die laatste werd op de lp ‘Hot Shot’ van The Soul Brothers ‘leader of the band genoemd’. De hoesnota’s werden geschreven door Coxsone Dodd zelf, en zijn dus redelijk betrouwbaar. ‘Ska, jump-up & soul sounds’: zo omschreef hij de muziek op deze plaat, ‘a new instrumental sound of the Caribbean’. Het was geen ska- of rocksteadyplaat, eerder een showcase van latin en Caribische ritmes. Die waren toen nog niet verdrongen door de lokale muziek. ‘Jamaica is more than adequately represented by this album,’ schrijft Dodd. ‘The Soul Brothers possesses a crystal clear sound. Obviously it would be better to cut the chatter and spin the platter.’

Fiddler on the Roof

Op ‘Hot shot’ staat ook de vroegste versie van ‘Swing easy’. Hoewel dat nog eerder een cover was en daarom ook de titel van het echte origineel droeg, of toch van die kenmerkende trompetmelodie: ‘Fiddler on the roof’. Dat was dan weer de titel van een succesrijke musical uit 1964. Het melodietje zit in de ouverture en keert nog een paar keer terug, ook in de film die in 1971 gemaakt werd. De muziek werd gecomponeerd door Jerry Bock maar dit liedje blijkt een traditional te zijn, wellicht afkomstig uit de tijd waarin het verhaal zich afspeelt, begin 20ste eeuw. Lang voor Hitler de uitroeiing van de joden plande, werden ze al verdreven uit hun sjtetls in het westen van Rusland. Zo oud is de melodie van ‘Swing easy’ dus al, en afkomstig uit een heel andere cultuur.

The Soul Brothers vertolkten ‘Fiddler on the roof’ op hun eerste en enige plaat in een soort samba-uitvoering. Van de baslijn die ‘Swing easy’ tot een tijdloze riddim maakt, is hier nog geen sprake. Niet de begeleidende trompet van Bobby Ellis domineert het nummer maar de saxofoon van Rolando Alphonso. Waarschijnlijk had hij zich niet zozeer laten leiden door de muziek van de musical (die nog nooit was opgevoerd in Jamaica) als wel door de jazzuitvoering van zijn notoire Amerikaanse collega Cannonball Adderley, verschenen in het jaar dat de musical zijn première beleefde, 1964. De Jamaicaanse jazzmuzikanten die The Skatalites ooit waren, kenden en bewonderden Adderley. Jazz in het algemeen was voor hen een onuitputtelijke inspiratiebron. ‘Swing easy’ is lang niet de enige riddim die teruggaat op jazz standards.

Jamaicaanse popmuziek

Het nummer dat uiteindelijk een klassieker zou worden verscheen in 1967, nu onder de naam Soul Vendors. Onder die naam, afgeleid van het ska-hitje ‘Peanut Vendor’ (Frank Anderson), toerde de groep dat jaar door Engeland met Alton Ellis, die daarna ook meteen overstapte van Treasure Isle naar Studio One. De Soul Vendors waren de huisband van Coxsone Dodd (nu met Hux Brown op gitaar) en begeleidden in die hoedanigheid talloze artiesten in wat sommigen de mooiste jaren van de Jamaicaanse popmuziek noemen: The Ethiopians, The Wailers, Delroy Wilson, Ken Boothe, The Gaylads, Derrick Morgan, The Termites, The Viceroys, The Bassies, Mittoo op al zijn soloplaten, Dawn Penn, Dobby Dobson, The Heptones, Roy Richards….

Eind jaren 60 vervelde Soul Vendors tot Sound Dimension (met Eric ‘Rickenbacker’ Frater op gitaar Earl Bagga Walker op bas). Na het vertrek van Jackie Mittoo naar Canada werd dat Soul Defenders (met Joseph Hill op percussie!), onder leiding van multi-instrumentalist Vin Morgan. Nog later, al naargelang de bezettingen, noemden ze zichzelf Studio One All Stars, Brentford Road All Stars, Studio One All Stars, Brentford Disco Set en Underground Vegetables.

Terug naar ‘Swing Easy’. Er zijn riddims die meer versions kennen maar er zitten wel een paar heel bijzondere tussen. Ik leerde allicht eerst de original kennen want die stond op de fantastische compilatieplaat ‘Catch this beat – The Rock Steady Years 66/68’ uit 1980. Ik was ook een fan van Louie Lepki, die voor Joe Gibbs ‘Go to school’ had opgenomen, een version van ‘Swing easy’. Gibbs zelf liet engineer Erroll Thompson en The Professionals daar een geweldige dub uit distilleren, ‘Crucial attempt’. En er was natuurlijk ‘Can’t buy my love’ van Johnny Osbourne, op wat toen al een classic album was, ‘Truths and rights’. Ook Carlton Livingstone en Glen Washington maakten mooie versions voor Studio One.

Sugar Minott

‘The half van Sugar Minott (1981) trok in eerste instantie mijn aandacht door de tekst. Het was de eerste keer dat ik die uitdrukking hoorde, ‘the half that’s never been told’, en van de originele instrumental bleef eigenlijk alleen de baslijn over. Maar de meest eigenzinnige uitvoering staat misschien wel op naam van Tommy McCook en Bobby Ellis, de man die er al bij was in 1967. ‘E.T. Special’ (niks te maken met het ruimtewezen) staat op ‘Java Java Java Java’, een album dat Clive Chin in 1973 uitbracht op Impact. De twee blazers spelen een totaal andere melodie, wat alleen maar de kracht van de baslijn versterkt. Opgenomen op vier sporen in Randy’s met de broers Aston en Carlton Barrett en toetsenist Tyrone Downey, de halve Wailers quoi.

Daar, met die muzikanten produceerde Philip Fraser wat later ook een vroege release van Augustus Pablo, ‘Skanking easy’, die uiteindelijk terecht zou komen op het legendarische album ‘King Tubbys Meets Rockers Uptown’. Ook een van de eerste versions die ik moet gehoord hebben.

De riddim is sindsdien eigenlijk nooit meer weggeweest. Barrington Levy, Beres Hammond, Luciano, Tanya Stephens…: allemaal hebben ze hun version gemaakt, met verschillende bands en producers. Buju Banton en Wayne Wonder zetten in dat opzicht wat mij betreft midden jaren 90 de kroon op het werk.

Andere versies

Graag maak ik u ook nog even attent op enkele minder voor de hand liggende versies. Check ‘Yardcore’ van Born Jamerica ns, enthousiaste Amerikaanse hiphopreggae. Of ‘Roots Puzzle’ van het Duitse (!) The Vision, waar de melodie van ‘Swing easy’ plots perfect matcht met een soort technodub. En wat dacht u van een cumbia-uitvoering? Quantic is geen Colombiaanse band maar de Britse producer William Holland.

En om de cirkel rond te maken: in 1997 namen The Skatalites, of wat daar toen nog van over was, een nieuwe versie op van ‘Swing Easy’ voor het Island-album ‘Ball of fire’, met lekker luie, jazzy solo’s. Cannonball Adderley zou het graag gehoord hebben. En wie weet wat de joden in de sjtetls ervan zouden gevonden hebben.

Luister ook naar:
Fiddler on the roof (Cannonball Adderley)
Fiddler on the roof (The Soul Brothers)
Can’t buy my love (Johnny Osbourne)
Skanking easy (Augustus Pablo)
Yardcore (Born Jamericans)

Door: Jah Shakespear

Facebook
Twitter
WhatsApp